Eric van der Kuijl (l) en Jan Oonk met het geweer uit de geweren uit Napoleontische tijd bij boerderij Schuttenstege (Schutteboer) aan de Zelhemseweg. Foto: Jan Hendriksen,.

 Eric van der Kuijl (l) en Jan Oonk met het geweer uit de geweren uit Napoleontische tijd bij boerderij Schuttenstege (Schutteboer) aan de Zelhemseweg. Foto: Jan Hendriksen,.

De oude geweren uit Napoleontische tijd op boerderij Schuttenboer Old Reurle exposeert geweren in bibliotheek

Algemeen

Old Reurle exposeert geweren in bibliotheek

Door Jan Hendriksen

RUURLO – Begin jaren tachtig van de vorige eeuw vond de vorig jaar overleden Ruurloër Johan Rossel met behulp van een metaaldetector de twee oude geweren terug die op boerderij Schuttenboer aan de Zelhemseweg uit voorzorg waren begraven toen de Duitsers het land binnenvielen. Zwaar aangetast na meer dan veertig jaar in de bodem belandden ze bij de verzameling voorwerpen die Johan Rossel door de jaren heen had opgegraven. Totdat er via een eerdere bewoner op Schutteboer, Garrit Jan Tragter, een link kon worden gelegd met de Franse tijd. Opeens bleek er een interessant verhaal verbonden aan de geweren zo kwamen oud Ruurloër Jan Oonk en Ruurloër Eric van der Kuijl tot de ontdekking. Het tweetal publiceerde eind mei een artikel over deze twee geweren in het kwartaalblad Onder d’n Kroezeboom van de Historische Vereniging Old Reurle.

Nadat Nederland in mei 1940 werd bezet door de Duitsers begon men zich op Schuttenboer steeds meer zorgen te maken over de twee oude geweren die men daar sinds mensenheugenis in huis bewaarde. Het waren weliswaar antieke exemplaren, niet meer geschikt voor de jacht of de strijd, maar voor de Duitsers was niets veilig. “Vandaar dat het vader Garrit Jan Wolsink verstandig leek om de geweren maar zolang grondig te verbergen. Samen met zijn zoon Jan Willem groef hij een gat in de tuin en daarin werden de geweren begraven. De geweren bleven inderdaad uit handen van de Duitsers, maar spijtig was wel dat vader en zoon Wolsink ze na de bevrijding ook zelf niet terug konden vinden. Er werd nog wel gezocht, maar de juiste plek kon niet meer worden achterhaald. Gaandeweg verloor men ook de interesse en zo raakten de geweren zowel letterlijk als figuurlijk buiten beeld”, aldus Jan Oonk. Het verhaal van de verloren geweren kwam weer aan de orde toen Marietje Wolsink, de dochter van Jan Willem, begin jaren zeventig verkering kreeg met Johan Rossel uit Warnsveld. Die had veel belangstelling voor historie en had daar in de Warnsveldse buurtschap Leesten ook al een kleine verzameling opgebouwd van gevonden en opgegraven voorwerpen. Zoals vuurstenen en hoefijzers van Kozakken-paarden, die daar rond 1813 enige tijd een kampement hadden gehad in hun strijd tegen de Fransen. Maar zonder concrete aanwijzingen was het voor hem ook onbegonnen werk om bij Schuttenboer te gaan graven. Het zou tot begin jaren tachtig duren, de geweren lagen inmiddels zo’n veertig jaar in de grond, dat Johan in contact kwam met een klant die beschikte over een metaaldetector. Samen met Marietje woonde hij sinds 1978 aan de Elzenboomweg in Ruurlo en dreef daar een aardappelhandel. Samen met de betreffende klant ging hij op een zondagmorgen op zoek en al binnen twintig minuten waren de geweren gevonden. “Naast de groentetuin, langs de afrastering met de bollenweide”, zo liet Rossel Oonk en Van de Kuijl weten. Het houtwerk was toen al grotendeels weggerot en het ijzerwerk was zwaar verroest. Zo kwamen ze in de schuur te liggen aan de Elzenboomweg, samen met de hoefijzers van de Kozakken en andere artefacten.

In het Franse leger
De vergeten geweren kwamen weer in beeld toen Johan Rossel op de website van Old Reurle het verhaal las van de Ruurlose jongens die in de tijd van Napoleon hadden gediend in het Franse leger. Daaronder ook ene Garrit Jan Tragter, die per 23 februari 1812 wordt ingedeeld bij het 88e Cohorte (stamboeknr. 670). “De veldtocht van Napoleon naar Rusland was toen al voorbij, maar waarschijnlijk heeft deze Garrit Jan nog wel deelgenomen aan het strijdgewoel in Duitsland in de loop van 1813, voordat de Fransen definitief werden verslagen in de Volkerenslag bij Leipzig (16 t/m 19 oktober 1813)”, zo verklaart Van de Kuijl. Deze Garrit Jan Tragter was geboren op 31 mei 1790 op de Pas/Tuiteman (aan het eind van de Borculoseweg bij de begraafplaats), als zoon van Berent Tragter en Maria Heurnemans. Na zijn behouden terugkeer uit het Franse leger trouwt hij op 1 juli 1814 met Maria Ligtenbarg en het echtpaar wordt gezegend met drie dochters en drie zonen (een vierde dochtertje overlijdt in de wieg). Garrit Jan verdient dan de kost als wever. Rond 1820 wordt de Pas/Tuiteman afgebroken, waarna het gezin Tragter verhuist naar het nabij gelegen Koskamp. In 1835 echter vertrekken ze naar Schuttenboer aan de Zelhemseweg. Daar komt de link met de geweren in beeld. Had Garrit Jan misschien nog twee oude geweren bewaard uit zijn diensttijd bij het Franse leger en zijn deze mee verhuist naar Schuttenboer?

De cirkel is rond
Schuttenboer is niet lang daarvoor, in de nacht van 4 op 5 december 1826, afgebrand. “Naar men zegt is de boerderij in brand gestoken door een boerenknecht die was afgewezen door een dochter van de toenmalige bewoner”, wist Johan Rossel daarover te vertellen. Die toenmalige bewoner was Harmen Sieverink. Schuttenboer wordt herbouwd, maar Harmen zal er niet lang plezier van hebben. Hij overlijdt in 1829, waarna zijn nabestaanden verhuizen naar boerderij de Gek (Uenk) aan de Batsdijk. Op Schuttenboer komt dan korte tijd een familie Jansen uit Vorden te wonen, maar in 1835 vertrekt die alweer naar Haaijenboer (Veldhoek). Op Schuttenboer komt dan de genoemde Garrit Jan Tragter met zijn gezin. En waarschijnlijk met de oude geweren uit zijn tijd bij het Franse leger, zo is dan al snel de gedachte. Zoals hieronder zal blijken is die conclusie iets te snel getrokken. Een van de geweren dateert inderdaad uit de Franse tijd, de andere is echter iets jonger.

Typologie en datering
De opgegraven geweren passen typologisch en qua datering goed bij de anekdote. Het oudste geweer, waarvan alleen de metalen delen bewaard zijn gebleven na het lange verblijf in de bodem, behoort tot de laatste types met een vuursteenslot. Het jongste geweer is uitgevoerd met een percussieslot, ook wel slagslot genaamd. Het oudste bij Rossel aangetroffen geweer met het vuursteenslot is van het Franse type en dateert uit het laatste kwart van de achttiende eeuw. Inmiddels zijn de metalen resten van beide geweren in opdracht van Old Reurle gereinigd, gerestaureerd en geconserveerd door Restaura uit Heerlen, een gespecialiseerd bedrijf in het conserveren en restaureren van oude voorwerpen die onder andere voor musea, archeologische diensten en opgravingsbedrijven werkt. Het bestuur van Old Reurle wil in samenwerking met de Ruurlose bibliotheek de twee geweren na de zomervakantie permanent in de bibliotheek tentoonstellen. .

Dit artikel is in nauwe samenwerking met Jan Oonk en Eric van de Kuijl tot stand gekomen.

Het oudste geweer, waarvan alleen de metalen delen bewaard zijn gebleven na het lange verblijf in de bodem, behoort tot de laatste types met een vuursteenslot. Foto: Jan Hendriksen

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant