Honderd

Het is vandaag de verjaardag van mijn vader. Zijn honderdste. Nee, u hoeft me niet te feliciteren, want die respectabele leeftijd heeft hij nimmer bereikt. En daarmee hoeft u me ook weer niet te condoleren, want het is inmiddels al bijna achttien jaar geleden dat hij overleed. En de tijd heelt alle wonden.

Dat laatste is trouwens helemaal niet waar. In het leven van een mens ontstaan soms wonden, die nooit kunnen helen. Stel je eens voor, dat je kind komt te overlijden. Daar kom je echt nooit overheen, kan ik me voorstellen. Maar mijn vader was 82 toen hij stierf. En ook al is dat nog lang geen honderd, ze noemen dat toch een respectabele leeftijd. En ik heb er vrede mee, dat hij er niet meer is. Vooral trouwens omdat hij er destijds zelf vrede mee had dat hij ging. Omdat hij zijn leven als voltooid mocht beschouwen, alles zo'n beetje had bereikt wat hij zich ooit had voorgenomen. Dat hij mijn moeder al ruim drie jaar niet meer aan zijn zijde had zal trouwens ook hebben meegespeeld.
Ik heb het heengaan van mijn vader (net als trouwens dat van mijn moeder) destijds wel als een enorm verlies ervaren. Op mijn achtenveertigste werd ik plotseling wees en dat is een heel rare gewaarwording. Je ouders zijn toch een ankerpunt in je leven. Gek eigenlijk, dat je dat pas goed beseft als het ankerpunt er niet meer is.

Maar zoals gezegd, ik heb er inmiddels vrede mee. Daarbij trouwens geholpen door de omstandigheid dat ik mijn ouders dagelijks als het ware nog tegenkom. Ik woon in dezelfde straat als waar zij woonden, in precies hetzelfde type huis. Als ik met mijn hondje een wandeling over de Needse Berg maak, dan zie ik de bordjes van de educatieve wandelroutes van het IVN, die (mede) door mijn vader zijn bedacht. Met mijn kleinkinderen bezoek ik regelmatig op diezelfde Needse Berg de Ordelmanskoele. Die sinds er geen leem meer wordt afgegraven een speelparadijs is voor al diverse generaties Needse jeugd. Mijn kleinkinderen beklimmen de houten olifant (met glijbaanslurf) en ik denk aan eenzelfde soort olifant, die mijn vader vroeger in zijn privé-museum op de deel van onze boerderij met planken aan de wand had getimmerd. Zodat hij aan bezoekers kon laten zien hoe groot de woudolifanten waren, die pakweg 400.000 jaar geleden rondliepen waar nu die kuil is.

Fiets ik terug naar het dorp, dan kan het zijn dat ik door de A. Buterstraat kom, de straat die naar mijn vader is genoemd. En thuis gekomen zie ik onder in de boekenkast de lange rij boeken die hij ooit heeft geschreven. Een paar zelfs nog samen met mij. De meeste van die boeken gaan over wat hij altijd 'het gebied aan de goede kant van de IJssel' noemde. De streek die hij lief had. Als ik dat allemaal zie besef ik, dat mensen weliswaar hun laatste adem kunnen uitblazen, maar dat ze toch voortleven zolang ze herinnerd worden. En dat ankerpunt dat ik zo miste toen mijn ouders stierven? Ach, ik heb het weer teruggevonden. Af en toe zit ik – alweer op diezelfde Needse Berg – bij de grote zwerfkei waarop hun namen staan. En dan praat ik met ze. Nou ja, vooral met mijn moeder. Die kon altijd het beste luisteren.