De ransuil die Benno Stortelder voor zijn lens kreeg. Foto: Benno Stortelder
De ransuil die Benno Stortelder voor zijn lens kreeg. Foto: Benno Stortelder

Wakkere ransuil in ‘winterroest’

Natuur

ACHTERHOEK - Bericht in de mailbox van de Achterhoek-Nieuwsredactie: “Hallo. Hier een foto van een wakkere ransuil op zijn roestplaats. Gemaakt door Benno Stortelder.”

Door Sander Grootendorst

Wakker en waakzaam, inderdaad. De vogel lijkt óók hallo te zeggen, alleen al met zijn ogen. Er spreekt niet zozeer angst uit – de uil blijft gewoon zitten waar hij zit. Eerder verbazing over de mens met zijn fototoestel.

In een toelichting schrijft Stortelder: “Ik kan de exacte locatie niet vertellen, omdat er dan te veel mensen naartoe gaan en ze worden verstoord. Ben al wel een tijdje bezig om een mooie foto te krijgen.” Makkelijker gezegd dan gedaan: “Ze zitten in dichte coniferen. Vaak zitten er dan takjes voor, maar vandaag toch deze mooie foto kunnen maken. Ben actief lid van Vogelwerkgroep Berkelland. In Neede controleer ik met drie andere mensen de kasten van de steenuil, de kerkuil en de bosuil. Als de jonge uiltjes groot genoeg zijn, ga ik ze ringen en wegen. De vleugellengte wordt opgemeten en de leeftijd bepaald.”

De werkgroep stuurt de gegevens naar de Stichting Ornithologisch Veldonderzoek Nederland (SOVON), die mede dankzij de inbreng van vogelliefhebbers uit het hele land de ontwikkeling van alle soorten op de voet volgt.

De informatie wordt op website van de stichting bijgehouden en geanalyseerd. Bij ‘ransuil’ staat: “Familiegroepjes sluiten zich vanaf augustus bij elkaar aan op gemeenschappelijke slaapplaatsen. Tussen oktober en maart vormt zich de echte winterroest, waar vaak enkele maar soms tientallen ransuilen overnachten.”

Dat de Needse vogelaar liever niet heeft dat de exacte locatie in de krant wordt vermeld, is begrijpelijk. Toen dagblad de Stentor in 2009 publiceerde dat een clubje ransuilen een boom midden in Bronkhorst als roestplaats had uitverkoren, wisten toeristen de weg naar het stadje plotseling nóg beter te vinden dan ze toch al deden. Het is beter de uilen hun rust, oftewel hun roest te gunnen.

‘Midden in Bronkhorst’: dat is in het kleinste stadje van Nederland natuurlijk nog altijd vlak bij het buitengebied. De uilen hoefden ‘s nachts niet ver van hun slaapplaats om op voedsel te jagen. Ze hebben het dan vooral gemunt op veldmuizen. Winterroest is géén winterslaap: er moet dagelijks gegeten worden.

De ransuil is van oudsher een bosvogel, maar zijn territoria zijn de afgelopen decennia verschoven naar het platteland, mits daar voldoende bomen staan. Ze broeden veelal in oude kraaien- en eksternesten.

In de bossen hebben uilen steeds minder te eten. Zozeer zelfs dat pas uitgevlogen uilskuikens ten prooi vallen aan haviken die óók met die voedselschaarste kampen. Met die verschuiving is het aantal broedende ransuilen in Nederland sterk teruggelopen. In de Achterhoek kun je hun baltsroep her en der zeker nog horen – wel je oren spitsen, want hij roept nogal zacht. Of, als je geluk hebt of goed zoekt, zoals Benno Stortelder, de uilen op hun slaapplaats aantreffen. Aan hun omhoogstaande oorpluimen kun je ransuilen onmiddellijk herkennen. En aan hun blik, hun oranjerode ogen, die je nieuwsgierig en fel aankijken. Maar ze blijven kalm, ze hebben de tijd, maart is nog ver weg.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant