Afbeelding

A.L. Snijders | Overtocht

Opinie

Het meisje dat aan de andere kant van de IJssel woonde, had verkering met een jongen uit Zutphen. Op een dag zwom ze naar zijn huis met haar kleding aan. Ze wist waar de sleutel hing, ging naar z’n kamer, trok haar natte kleren uit en ging naakt in zijn bed liggen. Op het nachtkastje lag In de waterwingebieden, een dik boek, 725 pagina’s, gedichten van H.H. ter Balkt. Ze wist niet veel van gedichten, zij sloeg het boek open en las als eerste een gedicht op pagina 575. Haar vader had haar altijd geleerd: ‘Wees niet ongeduldig, oordeel later.’ Dat deed ze.

         Bij de Merovingers

        Tijden waren dat met tanden, met uitgerukte
        gedachten, bossen en velden vreemd woest en
        verlaten. Orenaannaaiers zwierven de deuren
        langs, orenaannaaiers in de vermomming van
        ketellappers en schapen. De versuffing pufte
        rookwolkjes onder het rookgat en de ijle jaren
        trokken traag als smook van veenbrand voorbij;
        regenplassen spiegelden brokkelende wielen.
        Onze koningen, Childerikken en Ghiseberten,
        van wie nog een verre nazaat zijn lammergier
        in 1346 met de kruisboog neerhaalde in Cressy
        boven de slagvelden, onze koningen , zeg ik, zijn
        malende grove kaken; op hun tronen hangen zij
        en gapen, wachtend op de stap van de meier.

Ze las rustig, zonder haast of irritatie. Wat orenaannaaiers waren zocht ze op in het grote woordenboek dat ook in de kamer aanwezig was. In vroegere tijden werden kinderen die iets doms hadden gedaan in de hoek gezet met papieren ezelsoren op hun hoofd. Ezels werden beschouwd als domme dieren. In het verloop van de jaren veranderde domheid in oplichterij, bedrog. Zo ging ze keer op keer door de tekst tot ze wist wie de Merovingers waren, wat de betekenis was van lammergier, kruisboog en meier. Vooral bij het laatste woord moest ze kiezen tussen 14 betekenissen. Ze koos ‘historisch overheidspersoon’. Daarna las ze nog wat andere gedichten en ging weer naar huis. Haar kleren waren nog nat, ze maakte er een bundeltje van dat ze met een riem op haar hoofd bevestigde. Zo zwom ze de IJssel weer over. ’s Avonds belde haar vriend. Ze vertelde hem dat ze alle gedichten van H.H. ter Balkt ging lezen.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant