Afbeelding
Foto: Nick Oostendorp

Zwaleman | Revolutie

Algemeen

Revolutie

Het was 1968 en op de koffergrammafoons van mij en bijna al mijn vrienden lag constant die ene plaat: 'When the music's over' van The Doors. Jim Morrison die onze gedachten, onze diepste wens verwoordde: 'We want the world and we want it now!' We konden er geen genoeg van krijgen. Steeds weer draaiden we dat ene nummer. Hooguit een enkele keer afgewisseld met 'Street Fighting Man', van de Rolling Stones.

Het is nu vijftig jaar geleden. Achteraf zou 1968 de geschiedenis ingaan als het jaar van de revolutie. Voor ons voelde het toen al zo aan. Dit was het jaar, waarin de wereld voorgoed zou veranderen. Het jaar waarop de jongeren de macht zouden overnemen. We wisten wat we wilden en we waren met velen!
Dat tweede, dat klopte. Aan het eind van die befaamde jaren '60 was maar liefst één derde van de Nederlandse bevolking jonger dan twintig jaar. Maar dat eerste, daar zet ik achteraf mijn vraagtekens bij. Wilden die jongeren wel allemaal hetzelfde?
Nou, nee dus. Achteraf constateer ik dat ik met mijn 'revolutionaire' ideeën en mijn muzikale smaak tot een kleine minderheid behoorde. Een minderheid die in mei 1968 weliswaar stond te trappelen om mee te gaan doen aan de studentenopstand in Parijs, maar daar meestal niet terecht kwam.

Ik was nog maar zestien in 1968. Middelbaar scholier nog, maar in mijn eigen beleving al een echte revolutionair. Wat er in Parijs gebeurde volgde ik natuurlijk op de voet. Voor zover dat mogelijk was in die tijd, want de sociale media bestonden nog niet. Ik was er van overtuigd, dat het slechts een kwestie van tijd was voor de revolutie naar de Achterhoek kwam, maar daar wilde ik niet op wachten. Ik wilde zelf naar Parijs toe. Met mijn Lochemse vrienden Michel en Waldemar.
Het kwam er bijna van. We zaten al in de Renault Dauphine, waarmee oudere zus ons van Lochem naar Parijs zou brengen. Net toen ze wilde starten kwam er een auto aanrijden. Mijn moeder stapte uit. Met ferme tred beende naar het Renaultje toe, rukte de deur open en sprak slechts drie woorden: "Naar huis jij!"

Ja, achteraf was het best stom, dat ik voor ik uit huis weg ging dat briefje op de keukentafel had gelegd: "Ben naar Parijs met Michel en Waldemar. Zie nog wel wanneer we terug komen." Het briefje dat een eind maakte aan mijn loopbaan als revolutionair, nog voor die kon beginnen.

Ach, misschien was het maar beter zo. Want wat moesten we daar eigenlijk in Parijs? De klappen opvangen voor mede-jongeren die voor iets heel anders streden dan wij toen dachten. Want die hele studentenoproer van mei '68, weten we nu, ging slechts over gescheiden studentenhuizen in Parijs. Over het verbod voor de jongens om bij de meisjes op de kamer te komen! Inzet van de revolutie waren dus geen hoogstaande idealen, maar slechts liefde en lust. Had ik dat destijds geweten, dan had mijn moeder me niet uit dat Renaultje hoeven te trekken.

Tja, en hoe ging het verder? De opstand in Parijs doofde uit door slim optreden van president De Gaulle. Studentenprotesten elders werden bloedig neergeslagen en de Praagse lente werd door de Russen in geweld gesmoord. De revolutie heeft de Achterhoek nooit bereikt. Dat was 1968, het jaar van de teleurstellingen.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant