Afbeelding

Uut 't Wald | Aftichelen

Algemeen

Aftichelen

Door de eeuwen heen heeft de mens voor allerlei doeleinden behoefte gehad aan mooi zuiver wit (maar meestal meer geel) zand. Aan klaor zaand, zoals ze in de Achterhoek zeggen. Of tenminste in het grootste deel van de Achterhoek. Want in Doetinchem bijvoorbeeld spreekt men over beste stoefklei. In Gorssel over klaorloeter zaand en in Zevenaar kent men dat mooie zand als klinkklaor zand. Maar ook wel als giezel. Terwijl ze datzelfde spul in Beltrum weer baar zand noemen.
Maar hoe je het ook noemt, als dat zand in een grote hoeveelheid wordt gewonnen ontstaat er een zandgat. Een woord dat wordt gebruikt in zowel het algemeen Nederlands als in de streektaal van Achterhoek en Liemers. Maar zoals je zo vaak kunt constateren: het Achterhoeks is een veel rijkere taal dan het Nederlands. Bij ons kan zo'n gat ook zandkoele heten. Of zandputte. En gek genoeg (want we praten toch over een afgraving) heeft men het in Zwiep, Silvolde, Doetinchem en Zevenaar over een zandbult(e) en in Steenderen over een zandrugge.
Overigens ontstond vroeger niet altijd een diep gat. Soms werd slechts een dunne laag afgegraven. Dan werd eerst de bovenste laag zwarte grond weggehaald, daarna het witte zand gewonnen en vervolgens de zwarte grond weer op z'n plek gebracht. Aftichelen werd die methode genoemd. Een woord dat we nog terugvinden in de Zutphense straatnaam Tichelkuilen. En het is vast niet toevallig, dat die straat niet zo ver verwijderd is van het Gat van Roelofs. Een zandafgraving die tegenwoordig heel sjiek het Bronsbergenmeer wordt genoemd.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant